Een freelancer in een trui
[Dit verhaal stond in Vrij Nederland, maart 2012]
Vandaag heb ik mijn beste kleren aan. Een vertrouwde spijkerbroek, een grote zwarte trui, zwarte gympen. Morgen doe ik een andere trui aan, wellicht een blauwe. Zolang het koud is, lijkt dit me precies de juiste outfit. Wanneer het warmer wordt, zal ik een T-shirt dragen. Zo gaat dat al bijna twintig jaar goed. Maar ik mis iets. Denk ik. Het kan niet anders. Mode maakt mensen om me heen gelukkig. Fladderende jurken, prachtige pumps, de kleuren van het seizoen. Je vindt ze in elk vrouwenblad, op de pagina’s van steeds meer kranten, op televisie. Want vrouwen vinden dat leuk, mode. En mannen ook. De laatste mode, je eigen stijl, een goed zittend pak, mooie jurken, fijne accessoires.
Ik heb het gewoon nooit begrepen. Waarom zou je moeite doen voor iets functioneels als kleding? Waarom zou je op hoge hakken lopen en pijn krijgen aan je voeten? Alles wat nu in de mode is, is bovendien per definitie over een paar jaar weer uit. Kijk naar foto’s uit de jaren tachtig. We lachen om iedereen die zich volgens de laatste mode van toen kleedde. Haha, beenwarmers en getoupeerd haar. Terwijl mensen in een zwarte broek met een trui aan tijdloos zijn. Waarom zou je willen horen bij de mensen om wie over dertig jaar wordt gelachen? Haha, skinny jeans en Uggs, vonden ze dat echt zo mooi destijds?
Maar ja, al die opstandigheid ten spijt, vriendinnen die genieten van hun nieuwe hippe zomerjas, genieten daar toch maar mooi van. Uit een kleine vragenlijst voor vrienden en collega’s met de vraag wat mode voor ze betekent, komen verbazingwekkende antwoorden. Vrouwen die ik al jaren ken (en die er als ik er nu over nadenk leuk uitzien, maar niet opvallend met kleding bezig zijn), blijken echt wat te voelen bij dit onderwerp. ‘Het is een vorm van expressie,’ schrijft er één. ‘Ik voel me beter als ik vind dat ik leuke, mooie kleren aan heb. En mijn mening over wat leuk en mooi is, wordt beïnvloed door de mode.’ ‘Mode inspireert me en daagt me uit.’
Om mode een beetje te begrijpen, maak ik een rondgang langs liefhebbers en kenners. Met steeds de vraag: wat is er zo leuk aan en wat mis ik?
Mode kan je gelukkig maken, vindt Cécile Narinx, hoofdredacteur van modeblad Elle. Geluk is een jurk heet het boek dat ze over haar passie voor mode schreef. Een mooie jurk maakt haar avond compleet, van een perfect vormgegeven silhouet kan ze in vervoering raken. ‘Een goed gemaakt kledingstuk is vakwerk. Het kan je meenemen een andere wereld in, naar vroeger, naar een herinnering of een film,’ vertelt ze aan de telefoon voordat ze naar de modeshows van Milaan vertrekt. ‘Op een vol perron, ’s ochtends tussen al het grijs, kan één vrouw met kleurige pumps en sjaal alles opfleuren. Kijk, je kunt ook in een leeg huis leven, of droog brood eten. Maar dat doen we niet, we maken er meer van.’
‘Het gaat om kwaliteit versus rommel,’ vindt modejournaliste en oprichtster van independentfashiondaily.com Georgette Koning. ‘Anders versus meer van hetzelfde, mooi versus lelijk.’ De grijsheid van de Nederlandse massa irriteert haar wel eens. ‘Mensen zijn kuddedieren. Als ik al die nylon jacks zie, allemaal hetzelfde, dan weet ik meteen een beetje hoe die mensen hun tijd indelen.’ Maar mode kan haar vooral opvrolijken. ‘Ik kan echt zin hebben in een nieuwe nagellak. Dat vind ik zelf kinderachtig, maar het is wel zo. Dan móét ik die ene blauwe van Chanel hebben.’ Leken als ik missen in principe niets, denkt Koning, omdat je niet weet wat je mist. ‘Je gaat op in de massa als je niets met mode hebt.’
Maar is mode niet per definitie ook een beetje volgzaam? Bestaat er naast de grijze meute niet een even treurige trendy meute? Duizenden originele individuen die zich allemaal onderscheiden met een dikke, hoekige zwarte bril. Wat is dan het verschil tussen mode en trendy mode? En tussen mode en nieuwe kleren? De Rotterdamse ontwerpster Monique van Heist helpt met het onderscheid. ‘Mode gaat over kleding. En die dragen we allemaal. Mensen worden nerveus van de term “mode”, maar het gaat ons allemaal aan. Net als voedsel is kleding een eerste levensbehoefte. Ik kan mezelf ook kledingontwerper noemen, maar dat klinkt zo stoffig. Dus is het modeontwerpster.’ Voor haar is mode mooie kleding ontwerpen, kwaliteit. Maar het is ook commercie. ‘Natuurlijk, consumenten die denken dat ze iets moeten dragen, die zonder daarbij na te denken de laatste trends volgen, dat is mode ook. Keiharde marketing. Dat haat ik. Verschrikkelijk.’ Van Heist wil dan ook mode ontwerpen die over een paar jaar nog steeds kan.
Mensen voor wie mode veel betekent, kunnen zich niet voorstellen dat andere mensen zomaar iets uit een schap plukken. En daar zit wat in natuurlijk. Wanneer ik een trui koop, wil ik een bepaalde kleur, een vorm, met of zonder knoopjes of kol. Ontwerpster Truus Spijkers (die samen met haar tweelingzus ontwerpersduo Spijkers en Spijkers vormt) denkt dat je kledingkeuze altijd een beetje doordacht is. ‘Iedereen doet kleding aan; zelfs als je daar niet bij nadenkt, is dat een statement. Kleding is wat mensen als eerste van je zien. Het is heel direct, daar is iedereen zich wel van bewust.’ Voor haar als modeontwerpster is dat de charme van kleren. ‘Je communiceert met je kleding. Iedereen kan kleding lezen, zelfs als je geen geoefend oog hebt, iedereen let er wel even op bij een ander en zichzelf.’
Dat oog voor kleding komt vaak langs. Modemensen hebben een geoefend oog en lezen aan je kleding af wie je bent. Schijnbaar zonder veel vooroordelen overigens; ik kom niemand tegen die slonzen per definitie stom vindt. Maar ze zien het wel. Modeontwerpster Monique Collignon draagt een zwartleren broek, een gouden riem, laarzen en een zwart vest. Best mooi, voor zover ik dat kan inschatten, maar ik lees er niet aan af hoe ze verder in elkaar zit. Bij een bezoekje aan haar winkel (die eigenlijk geen winkel is maar ‘salon’ heet en waar je moet aanbellen) in het modegevoelige Amsterdam-Zuid, zegt ze wat zij ziet als ik voor haar sta. ‘Comfort is belangrijk voor je. Je hebt weinig aandacht voor je kleren. Het is een soort uniform, je voelt je veilig in die trui.’
Het is inderdaad een bijzonder veilige trui. ‘Het lijkt zelfs,’ zegt ze beleefd maar een beetje geschrokken, ‘alsof je vanmorgen je haar hebt gewassen en het toen gewoon hebt laten opdrogen.’
Ik knik. Wat zou ik anders doen? ‘Van föhnen wordt mijn haar droog.’
‘Maar daar zijn toch crèmepjes tegen!’
‘Dan zijn we alweer twee stappen verder, föhnen, crèmepje, terwijl je het ook gewoon kunt laten drogen.’
Gelukkig snapt ze het. Dat ik het niet snap.
Voor Collignon zelf is mode alles. ‘Niet alleen de kleren, ook de sfeer, de inspiratie, de kunst die kleding kan zijn.’ Het gaat niet alleen om dure mode, het gaat om het gevoel, zegt ze. Om de joie de vivre. ‘Een leven zonder kleding waarin je je goed voelt, dat kan ik me niet voorstellen. Ik draag graag iets dat met aandacht is gemaakt. En het is fijn complimenten te krijgen.’ Dat loop ik mis, denkt ze, complimenten van anderen. En vooral: het plezier van een goed zittende, mooie outfit. Cécile Narinx vindt dat ook. ‘Je ziet er beter uit met de juiste kleren aan, je hebt waardering voor jezelf en straalt dat uit. De complete euforie wanneer je jezelf ziet in mooie kleren! En wanneer mensen zeggen dat je leuke schoenen aanhebt, dat is heerlijk.’
Maar het is zo veel moeite. En zelfs goedkope mode kost geld. Dat geld kun je uitgeven aan etentjes en weekendjes weg. Als ik maandelijks vijftig euro meer zou uitgeven aan kleren, dan zou dat aan het eind van m’n leven een kapitaal zijn. Maar goed, daarvoor krijg je wat terug. Wie weet wat ik ben misgelopen door mijn gebrek aan modieuze kleding. Het is niet meer na te gaan. Misschien had ik drie boekcontracten en een vaste baan gehad als ik betere jasjes zou dragen. Nu ben ik een freelancer in een trui.
Hoe duur kleding is, daar weet Maaike Boersma alles van. De altijd goed geklede journaliste (lippenstift die kleurt bij haar schoenen en zo) koopt een jaar lang geen kleding en blogt erover. ‘Ik heb genoeg; vierentwintig spijkerbroeken, vijftig jurkjes. Heel veel.’ Geen merkkleding, het gaat haar om mooie spullen, die kunnen overal vandaan komen. ‘Ik wil dat mijn kleren elke dag overeenkomen met hoe ik me voel. Vandaag draag ik megagekleurde dingen met een bloem in mijn haar. Ik wil lente, dus straal ik dat uit.’ Maar haar passie voor mode heeft ook een duistere kant; ze wil te veel. Nu ze een jaar niets mag kopen van zichzelf, merkt ze pas wat een rust dat geeft. ‘Ik kon een paar laarzen zien aan iemands voeten en die ook willen. Echt een diep verlangen, een onrust die pas ging liggen wanneer ik een soortgelijk paar laarzen had gekocht.’ Het hebben was daarbij vaak een teleurstelling, het was de kick van de jacht en de koop. ‘Een beetje verslaafd dus,’ concludeerde Boersma en nu kickt ze af.
Wie niet om mode geeft, mist een expressievorm, denkt Boersma. Een manier om jezelf en de wereld op te fleuren. Maar wie niets met mode heeft, kent ook de vreselijke drang niet een bepaald kledingstuk te moeten hebben. Dat is fijn. Onwetenden missen bovendien de frustratie niet serieus te worden genomen in hun passie. Het is een terugkerend thema bij iedere modekenner en liefhebber die ik spreek: mode wordt zo oppervlakkig neergezet. Anorexiamodellen en onbetaalbare jurken. Alsof dat alles is. Zelden is er in de media aandacht voor kwalitatief goede mode, voor de miljoenenindustrie die de mode-industrie is, ook in tijden van crisis. En wij leken die denken dat we modeloos zijn, ha! Mode is overal. Ook wie er niets mee opheeft, wordt er door beïnvloed. Zelfs vormloze spijkerbroeken zijn geënt op een mode-idee, elke trui van Zeeman of C&A is geïnspireerd door een duur modemerk. Dat leer ik al snel tijdens deze kleine expeditie door de modewereld: wat op de grote catwalks wordt gelanceerd, komt in milde vorm uiteindelijk terug in de massaconsumptie. Bedrijven als H&M en Zara kopiëren wat ze voorbij zien komen bij de shows in Parijs en Milaan. En zo is elk confectielor een schaduw van een modieus product.